Halverwege het eerste gesprek haakt ze af. Ik merk het en benoem het. ‘Ik zie dat je aan het vertrekken bent, klopt dat?’ zeg ik. Ze zegt niks maar ik zie dat ik haar raak. ‘Volgens mij ken je dat heel goed he, dat je afhaakt als het spannend wordt? Dit is niet voor het eerst’.
Ze knikt zachtjes.
‘Het is oké’, zeg ik. ‘Het is ook spannend’.
Ze zakt wat in haar energie. ‘Dat is oké’, zeg ik. ‘Je hoeft hier niet te blijven als je dat niet wilt, het is aan jou’. Ik ben even stil. ‘Maar volgens mij zie ik ook wat anders bij je. Een verlangen om mee te doen. Om er juist wél bij te zijn. Klopt dat?’
Zachtjes biggelt er een traan over haar wang.
Ik weet het, knik ik. Ik ken de plek waar je bent maar al te goed.
De bunker
Hoe vaak stond ik zelf niet op die plek en vluchtte ik zelf de bunker in, zoals ik dat noem. Ik ken het veilige en vertrouwde gevoel ervan. Maar ook de eenzaamheid van die plek. De interne strijd, van er wel uit willen maar niet durven. Niet weten hoe, of bij wie dat kan. Niet weten hoe ik de veiligheid in mijzelf ooit zou kunnen vinden. Totdat ik iemand vond bij wie ik de onvoorwaardelijke acceptatie voelde die ik nodig had om naar buiten te komen.
Dankbaar ben ik dat ik vanuit die ervaring nu op deze stoel zit en een anker kan zijn voor de vrouw tegenover me. Ik háár nu de hand kan reiken.
Langzaam maar welbewust pakt ze mijn hand. En ik weet dat er op dat moment binnenin haar iets verschoven is. Het verlangen is geraakt. Ze heeft -onbewust- een fundamentele beslissing genomen, van binnenuit, gebaseerd op haar eigen kracht.
En zo gaan we samen op pad.